Adolphe Hauman (1867-1890)

Doctor in de rechten, koopman en voorzitter van het Centraal Joods Consistorie van België (1834-1837)

Adolphe Hauman exploiteerde met zijn vennoten Vinchent en Cattoir een boekhandel, drukkerij en kantoorboekhandel, die in 1836 in Brussel werd opgericht onder de naam Société de Librairie Hauman et Compagnie, waarvan hij directeur was. Deze uitgeverij was gespecialiseerd in het drukken en verkopen van geschiedenisboeken en romans. Het verdween in 1846, slachtoffer van de plaatselijke concurrentie en de reactie van de Franse uitgevers. Adolphe Hauman leidde ook het dagblad Le Politique, de Société d'Exploitation de Filasse d'Aloës en de Société pour la Fabrication des Cordages de toute Nature et de toute Espèce, die hij in 1838 oprichtte, en was directeur-directeur van de Société des Corderies du Grand-Hornu (Hauman, Greive et Compagnie). Hij schijnt te hebben deelgenomen aan de financiering van de bouw van de Sint-Hubertusgalerijen, die in 1847 in Brussel werden ingehuldigd. Hij was een van de belangrijkste leiders van het Brusselse jodendom, voorzitter van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België van 1834 tot 1837. Het was tijdens dit presidentschap dat Adophe Hauman in december 1835 door het Hof van Assisen van Brussel werd veroordeeld omdat hij had geweigerd de eed volgens het more judaïco af te leggen, toen hij voor een rechtbank als getuige werd opgeroepen. Hauman op grond van de grondwettelijke vrijheden niet het recht van het Hof had erkend om hem te ondervragen over zijn geloofsovertuiging. De zaak kwam voor het Hof van Cassatie en eindigde met de uitspraak van 29 juli 1836, waarin werd geoordeeld dat Joden niet konden worden gedwongen een eed af te leggen die duidelijk discriminerend voor hen was. Deze uitspraak van het Hof van Cassatie betekende volledige juridische gelijkheid voor Joden in België, tien jaar voordat Frankrijk een soortgelijke beslissing nam. Adolphe Hauman vestigde zich in Parijs in de laatste jaren van zijn leven.