Adolphe Oppenheim (1793-1870)

Bankier, eerste voorzitter van de Centraal Joods Consistorie van België (1832-1834)

Adolphe Oppenheim kwam in 1809 naar Brussel omwille van een draconische verordening die slechts twaalf joodse huwelijken per jaar toeliet in de stad Frankfurt: het aantal joden mocht niet meer bedragen dan vijfhonderd op tweeëndertigduizend inwoners, en elke geboorte betekende dat een volwassene moest emigreren. Hij begon zijn loopbaan bij de koopman Salomon Neustadt (1777 - 1833), die vennoot was in een handelshuis met de Oppenheims van Frankfurt. Hij trouwde met de nicht van Salomon Neustadt, Sophie Emden, en van toen af aan werd haar naam aan de zijne verbonden, zodat hij bekend werd als Oppenheim-Emden. Adolphe Openheim, die aanvankelijk commissaris van openbare fondsen was, richtte in 1815 het financiële huis op dat zijn naam droeg, onder de naam Banque Oppenheim-Emden. Daarna was hij een van de stichters van de Bank van België, waar hij van 1835 tot 1870 penningmeester en commissaris was. Hij was lid van het discontocomité van de Nationale Bank van België (1852- 1870), commissaris van de IJzerfabriek van Ougrée, de Belgische Wollen Warenfabriek, de Spoorweg Antwerpen- Gent, de Belgische Papiermolens en de Drukkerij van Méline, Cans en Compagnie; hij was ook bestuurder van de Bleybergmijnen. Parnas, dan voorzitter en penningmeester van de Brusselse Israëlitische Gemeenschap in 1817- 1819, werd hij voorzitter van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België bij de oprichting ervan (1832-1834).

Verkort uit: Jean-Philippe Schreiber, Dictionnaire biographique des Juifs de Belgique. Figures du judaïsme belge XIXe- XXe siècles, De Boeck & Larcier, 2002, pp. 263-264.