Joseph Oppenheim (1810-1884)

Bankier, voorzitter van het Consistorie (1875-1884)

Hij was partner met zijn broer in de Banque Oppenheim-Emden en een van de oprichters van de Banque de Bruxelles. Joseph Oppenheim was directeur van de spoorweg Antwerpen-Gent, de Compagnie centrale de Construction et de Matériel de Chemin de Fer, de Compagnie pour l'Éclairage et le Chauffage par le Gaz en de Chemin de Fer Bruxelles-Lille-Calais; hij was ook commissaris van de Belgische papierfabrieken, en was een van de initiatiefnemers van de mislukte poging om in 1856 in Brussel een Crédit mobilier op te richten, naast Jonathan- Raphaël Bischoffsheim. Onder invloed van zijn broer raakte hij geïnteresseerd in spoorweg- en industrie-effecten, alsmede in bepaalde Franse gemeenteleningen, waarvoor hij samenwerkte met Erlanger.

In 1830, tijdens de Belgische Revolutie, sloot Joseph Oppenheim zich aan bij de paardenjagers, met name tijdens de slag bij Pellenberg. Hij werd Belgisch staatsburger in 1845 en was liberaal provincieraadslid voor Brabant (1860), verkozen in Brussel op de lijsten van de Liberale Vereniging. Als diepgelovig man behoorde hij weliswaar tot de liberale partij, maar hij legde zijn politieke mandaat neer omdat zijn partij voorstander was van de secularisatie van de begraafplaatsen; zelf was hij, met veel respect voor de joodse godsdienst, van mening dat de confessionele begraafplaatsen moesten worden gehandhaafd. De broers Adolphe, Joseph en Maurice Oppenheim behoorden tot de intekenaars van de Vrije Universiteit van Brussel bij haar oprichting in 1834. Joseph Oppenheim was vanaf 1836 lid van de Centraal Israëlitisch Consistorie van België, waarvan hij van 1875 tot 1884 voorzitter was, na sinds 1842 vice-voorzitter te zijn geweest. Hij was ook lid van het centraal comité van de Alliance Israélite Universelle, verkozen in 1883, en een belangrijke donateur van de Brusselse Israëlitische Gemeenschap, die met name de bouw van de synagoge in de Regentschapsstraat bevorderde.