Elie Aristide Astruc

Opperrabbijn van België (1866-1879)

Élie Aristide werd in 1831 in Bordeaux geboren in een oude Sefardische familie uit Avignon. Na zijn middelbare studies aan het Collège Royal de Bordeaux, brengt een beurs van de Joodse gemeenschap van Bayonne hem in 1851 naar de Rabbijnse School van Metz. Hij was blijkbaar de eerste student van de Joodse gemeenschappen van het zuidwesten. Na voltooiing van zijn studie in 1857 werd hij aangenomen als assistent rabbijn van de opperrabbijn van Parijs en toegewezen aan de Portugese tempel in de Rue Lamartine. Hij werd ook kapelaan aan de Parijse middelbare scholen Louis le Grand, Vanves en Chaptal, en aan ziekenhuizen en gevangenissen. Tenslotte werd hem de religieuze opvoeding van verscheidene kinderen van de Parijse joodse aristocratie toevertrouwd, waaronder die van Mozes en Isaac de Camondo.

Astruc was een van de oprichters van de Alliance Israélite Universelle in 1860, lid van het voorlopig comité en secretaris-generaal van het centraal comité, voordat hij er in 1862 in werd gekozen - hij was buitenlands lid vanaf 1868 en werd herkozen tot 1902. Hij was afgevaardigde van de gemeente Bayonne naar de conventie voor de benoeming van de Grootrabbijn van Frankrijk in 1865. Astruc was briljant en werd als zodanig erkend. Maar zijn visie van een gezuiverd Jodendom, aangepast aan zijn eeuw, belette hem aanspraak te maken op de hoogste functies van het rabbinaat in zijn geboorteland. Het was dus in zijn geadopteerde land dat hij zijn synthese van een rationeel Jodendom belijdt. In 1866 werd hij gekozen tot opperrabbijn van België, waar het Consistorie, onder voorzitterschap van Louis Lassen, meer progressieve ideeën belijdt. Astruc, liberaal, vrijdenker en vrijmetselaar, was lid van het Brusselse comité van de Ligue de l'Enseignement en een vurig verdediger van de scheiding tussen godsdienst en burgerlijke maatschappij. Ondanks zijn overtuigingen heeft hij veel energie gestoken in de verdediging van de confessionele begraafplaatsen en een belangrijke rol gespeeld in het debat dat in die tijd politiek-religieus België op zijn grondvesten deed schudden. Astruc reageerde ook op het postulatum dat aan het Eerste Vaticaans Concilie van 1870 werd voorgelegd door vijfhonderd bisschoppen, die de vergadering verzochten een vaderlijke toespraak tot de Israëlieten te richten, waarin zij werden uitgenodigd Jezus Christus als de Messias te erkennen. Hij deed dat in een preek - De Decaloog. Réponse au postulatum des évêques du Concile (Brussel, 1870) - dat grote opschudding veroorzaakte, werd gepubliceerd en verspreid, en geheel of gedeeltelijk werd overgenomen in de Frans-Joodse pers, maar ook in bepaalde Belgische en Franse persorganen, Als godsdienstige, strijdlustige en liefdadige, maar ook vurige patriot was Astruc tijdens de Frans-Pruisische oorlog lid van het Broodcomité, voorgezeten door de graaf van Mérode, met als doel de gevangenen te helpen en de bevolking bij de capitulatie van voedsel te voorzien. In België was Astruc bijzonder actief bij de bouw van de nieuwe synagoge in de Regentschapsstraat in Brussel, die in 1878 werd voltooid. Het jaar daarop legde hij zijn functie als opperrabbijn neer om zich, naar eigen zeggen, te wijden aan de opvoeding van zijn kinderen. Élie Aristide Astruc keerde terug naar Parijs, waar hij enkele jaren verbleef, alvorens opnieuw rabbijn te worden, ditmaal in Bayonne, van 1887 tot 1891. Hij keerde terug naar Brussel om zijn leven te beëindigen, waar hij in 1905 overleed. Astruc was niet alleen een begaafd redenaar, vermaard om de kwaliteit van zijn preken, maar ook een briljant schrijver, die met name samenwerkte met de Archives Israélites vanaf 1864 en met L'Univers Israélite vanaf 1880. Hij schreef een krachtig pamflet tegen het ultramontanisme in 1859 (Les Juifs et Louis Veuillot), en vervolgens een

Franse vertaling van de belangrijkste gedichten (piyutim) van de Sefardische liturgie, onder de titel Olelot Eliahu (1865). In 1869, het jaar waarin hij deelnam aan de rabbinale synode van Leipzig, publiceerde hij zijn Histoire abrégée des Juifs et de leurs croyances, dat een zekere sensatie veroorzaakte. Daarin pleitte hij, naast de allegorische betekenis van bepaalde miraculeuze verhalen in de Bijbel, voor de morele superioriteit van religie boven dogma. Dit laatste thema kwam terug in de meeste van zijn belangrijkste preken, gepubliceerd onder de titel Tussenkomsten over het Judaïsme, zijn dogma en zijn moraal, in 1879; in het bijzonder verheerlijkten zij Frankrijk, erfgenaam van de revolutie die de emancipatie had verleend, als de belichaming van een nieuw messianisme. Terug in Parijs, leidde Astruc gedurende enkele jaren een carrière als publicist. Astruc, die openstond voor de wereldlijke en niet-joodse wereld, was ook een uitgesproken Hellenist, die regelmatig sprak in de Cercle artistique et littéraire de Bruxelles, die samen met Joseph Cohen het tijdschrift La Vérité Israélite oprichtte en bijdragen leverde aan talrijke tijdschriften, waaronder de Revue de Belgique. Hij was zeker een verdediger van de leer en de moraal van het jodendom, maar hij was ook een fijnzinnig analyticus van het Belgische politieke toneel en in het bijzonder van de liberale wereld.

Samengevat uit: Jean-Philippe Schreiber, Dictionnaire biographique des Juifs de Belgique. Figures du judaïsme belge XIXe-XXe siècles, De Boeck & Larcier, 2002, pp.34-36